donderdag 25 juli 2013

Spinnen #2

Okee mensen, het is griezelen geblazen op IJburg.
Als je een spinnenfobie hebt, blijf hier dan uit de buurt.

De spinnenschrik valt het tot nog toe mee, en ik hoopte eigenlijk zelfs op verbetering van mijn tolerantie voor de achtpotige meute. Toen ik er eentje op mijn fiets aantrof ging ik niet gillend naast mijn fiets staan, maar tjoepte ik hem resoluut maar beleefd ('ga jij eens gauw iets anders met je leven doen') de berm in. Koelbloedige Anna - dacht ik nog.
Maar ik ben nu in een nieuwe fase in mijn kennismaking met de IJburgse populatie Araneae [WTF! ze kunnen bijten!].

Bij elk kriebeltje denk ik nu aan spinnen. 

Het kan aan de combinatie gesloten deuren en een hittegolf liggen, maar ik beeld me zeker niets in. Oh oh oh nee, ze zijn er in overvloed.

Het begon met een paar grote dikke. Laten we ze 'de ouders' noemen.
Ze zaten zelfgenoegzaam in hun web, en eentje had zich zomaar een weg naar binnen gebluft ['nee ik doe niks' 'nou even dan' 'je blijft in je hoek' 'ja tuurlijk Anna maak je niet druk']. Ik noemde hem Sebastiaan en daarmee was de kous af. Toen hij plots verdween, en later weer opdook, was het even schrikken. Maar na een koelbloedige actie met een glas en een papiertje en een zwieper over de balkonrand, dacht ik

- nou, dat van die spinnen op IJburg is best wel overdreven.

Goed. Dat bleek dus te vroeg gejuicht. Sebastiaan was nog maar het begin.

'De ouders', die creeps die 's avonds lekker naar het midden van hun web ploeterden, deden het met elkaar, neem ik aan. In ieder geval, iets voortplanterigs, via ooievaars of bloemkolen. Of met zijn allen, want spinnen zijn duidelijk familiemensenlievend.

Sinds een week zitten er talloze kleine spinnetjes voor de ramen. En met talloze bedoel ik gerust honderden.

'Klop klop, het is interessant daarbinnen!'
'We willen thee bij je komen drinken!'
'Jullie blijven buiten, vlegels!'

Laten we ze 'de kindjes' noemen.
Kleine kindjes worden groot.

En dan wordt het pas echt griezelen.

[later: foto's. Niet voor tere zielen][Eerst: op zoek naar oplossingen]

1 opmerking:

  1. Onbeduidend was mijn leven. Ellenlange weken doolde ik door een woest en winderig landschap, een schamel kostje bijeen scharrelend. Op een dag stuitte ik op een gebouw, een immens gebouw. Solide. Gesticht in stevige grond. Ik was geboeid. Ik begon aan mijn klim. Hoger klom ik, hoger. Nog hoger. Zonder vrees, als Icarus zonder hoogmoed.

    Na uren trof ik een open deur. Intrigerend. Ik stapte naar binnen, het zand onder mijn poten zorgvuldig afschuddend op een imaginaire deurmat. Een prettig huis ontvouwde zich.

    Anna bleek de bewoner. Ze schrok van mijn aanwezigheid. Ik ben de knapste niet, mijn welgevormde biceps ten spijt, dus dat begreep ik. Maar mettertijd begon ze me te waarderen. Goede gesprekken voerden we. Openhartig, opmerkelijk. Ik leerde veel over Anna. Over leven en eten en muziek en talloze onderwerpen meer. Ze liet me kennismaken met Peter en Bas, haar sympathieke, praatgrage planten. Het leven was goed.

    Op een avond zat ik te dommelen in mijn hangmat van fijn gesponnen spinsel. Plotsklaps hoorde ik een donderend geraas. Ik keek op. Paniek. Een langwerpig voorwerp naderde mij - alarmerend. Het leek op een slang, het vermaledijde dier waar mijn oom Bram me voor gewaarschuwd had, maar dan met een groot, rond achterlijf, als een volgezogen teek.

    Ik rende. Ik rende de longen uit mijn lijf. Het deerde niet. Het werd donker voor mijn ogen, alle acht.

    Sindsdien zit ik hier, in de buik van het beest. Het is duister. Het is stoffig. Maar is het niet erg. Ik leef. Het is droog. En warm, dat vooral. De aartsvader der spinnen, Spong, zou trots op me zijn. Ik houd stand, standvastig - zoals een spin betaamt. Maar wat mis ik Anna. Wat mis ik ons samenzijn. Soms hoor ik haar stem, gedempt, in de verte.

    "Anna! Anna!", roep ik, met alle kracht die in mijn lijfje zit. Uren achtereen. "Anna!"

    Maar ze antwoordt niet.

    BeantwoordenVerwijderen

Schrijf hier iets, als je daar zin in hebt!